DE TRADITIE VAN HET KORPS
‘Nous, les autres’: de broederschap van commando’s, verbonden door hun taak en het gevaar waar zij voor kozen. Commando’s maken deel uit van een militaire eenheid, maar het is meer dan dat. Ze vormen een hechte groep mensen, een elite. De wederzijdse afhankelijkheid van commando’s, tijdens trainingen en in het gevecht, is groot. Dat vergt een bijzondere band.
We hebben de tradities van het Korps al volgt onderverdeeld:
-
KORPSVAANDEL
-
KORPSEMBLEEM
-
CEREMONIEEL TENUE
-
DE GROENE BARET
-
KORPSONDERSCHEIDINGEN
-
VIEREN EN HERDENKEN
-
MONUMENTEN
-
ONDER DAK
-
MUZIEK
-
KORPSGESCHIEDENIS
-
KORPSVAANDEL
De mannen van No. 2 (Dutch) Troop hadden er lang op gewacht: de eerste operationele opdracht. In december 1943 werden de Nederlandse commando’s verscheept naar Brits-Indië. Er was ook teleurstelling, want zij hadden liever de Duitse Wehrmacht het leven zuur gemaakt. Prins Bernhard stak ze een hart onder de riem.
HET FANION
Prins Bernhard overhandigde op 6 december een rood-wit-blauwe richtvlag – een fanion – aan de troop. Het kleinood ging mee naar India en keerde in augustus 1944 terug naar Europa, juist op tijd voor de grote najaarsoffensieven van de geallieerden. De herinnering aan deze acties werd levend gehouden door opschriften op het fanion.
Nadat in 1950 het Korps Commandotroepen was opgericht, kwam ook een ‘echt’ vaandel in zicht. Eerst werden de opschriften op het 10 jaar oude fanion tot officiële vaandelopschriften opgewaardeerd. Dat gebeurde in 1953.
- Arakan 1944
- Arnhem 1944
- Nijmegen 1944
- Eindhoven 1944
- Vlissingen 1944
- Westkapelle 1944
EEN ECHT VAANDEL
2 jaar later, op 22 december 1955, reikte koningin Juliana op het sportveld van RBC in Roosendaal het vaandel uit. Over het nut van het vaandel was zij duidelijk: “Uw Vaandel zal U en hen die na U deel van de commandotroepen zullen uitmaken, herinneren aan de hoge eis, waaraan gij gehoor wilt geven. Moge dit Vaandel U het symbool zijn van de beste idealen, die leven in het Nederlandse volk.”
In vroeger tijden was het vaandel een onmisbaar herkenningsteken op het slagveld. Maar ook toen had het al een symbolische functie. Het was de ziel van een eenheid. De troepen schaarden zich om het vaandel om het te beschermen. De woorden van koningin Juliana onderschrijven dat het korpsvaandel die symbolische functie heeft behouden.
ERFENIS
In 1980 werden nog 2 vaandelopschriften aan het KCT toegekend. Dat was te danken aan spectaculaire operaties van het Regiment Speciale Troepen in Nederlands-Indië.
- Djokjakarta 1948
- Midden-Sumatra 1948-1949
Deze opschriften stonden lange tijd op een zogenoemde cravate. Dit is een lint dat aan de vaandelstok wordt gehangen. In 2002 was het vaandel aan vervanging toe. Toen zijn de opschriften in het nieuwe vaandel opgenomen.
-
KORPSEMBLEEM
Militairen onderscheiden zich van burgers, maar ook van elkaar. Uiterlijk speelt daarbij van oudsher een grote rol.
VELDSLAG IN KLEUR
De kleurrijke uniformen uit het verleden waren vooral functioneel. Een legeraanvoerder kon op het slagveld precies zien wie waar was. Toen militairen zich omstreeks 1900 gingen camoufleren, werd dat een stuk lastiger. Toch bleven de eenheden zich van elkaar onderscheiden met eigen uniformstukken en emblemen. Dat was praktisch, maar heeft ook met trots te maken. De ene eenheid is tenslotte de andere niet.
HERKENBAAR KORPSEMBLEEM
Commando’s hebben de groene baret en het groene fluitkoord, maar ook een zeer herkenbaar korpsembleem. Dit gaat al jaren mee. Het korpsembleem werd in 1950 vastgesteld, ‘overwegende de wenselijkheid het Korps Commandotroepen afzonderlijke onderscheidingstekenen toe te kennen’.
Op een gestileerde ‘W’ (van koningin Wilhelmina) staan een brandende granaat en een dolk, en ook een banderol met het motto van de commando’s.
SYMBOLEN
De brandende granaat staat voor de explosieve (maar beheerste) gevechtskracht die elke commando moet bezitten. De commandodolk verwijst naar de Britse wortels van het Korps Commandotroepen. De commandodolk heet ook wel de Fairbairn-Sykes. Op de banderol staat de lijfspreuk van de commando’s: Nunc aut nunquam. Dat is Latijn en betekent ‘nu of nooit’. Het embleem is van goudkleurig metaal. Commando’s dragen het op een zwart ‘patje’ met groene biezen.
In eerste instantie diende het embleem alleen als baretgesp op de groene baret. Inmiddels is het uitgegroeid tot het beeldmerk van de commando’s.
-
CEREMONIEEL TENUE
Elke operatie vraagt om een speciale outfit. Tijdens het optreden in bijvoorbeeld Afghanistan leek de commando nog veel op een normale infanterist. Om na een parachutesprong boven zee een doel op de kust aan te vallen, zijn er nogal wat zaken nodig. Daarom beschikt de commando over een high tech uitrusting. Maar soms vergt de dienst zijn netste pak, het ceremonieel tenue.
UNIFORMTRADITIE
Korps Commandotroepen bestaat nog maar sinds de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Toch volgt het met de ceremoniële uitmonstering een veel oudere uniformtraditie van de infanterie. Dat grijpt terug op het ‘blauwe’ gevechtstenue dat in 1912 werd afgeschaft.
De uniformjas is net als de broek blauwzwart. De kleur van de biezen is natuurlijk groen, net als de baret en het fluitkoord. Om de linker schouder wordt de commandonestel gedragen. Ook deze is groen.
TOEBEHOREN
Op het hoofd komt de zogeheten ‘geconfectioneerde baret’. Die is net als de commandobaret groen, maar de vorm is anders. De Britse veldbaret uit de Tweede Wereldoorlog stond er model voor. Het korpsembleem ontbreekt natuurlijk niet. Op het baretembleem is een zwarte pluim bevestigd. Die is wat korter dan bij andere eenheden.
Het lederwerk – de broeksriem dus – is zwart, maar officieren dragen een oranje sjerp. Aan de riem mag de commandodolk natuurlijk niet ontbreken. Officieren van het korps dragen een wandelsabel naar een model uit 1912.
Als er een ‘lang wapen’ wordt gedragen, dan is het de Heckler & Koch HK416. Dit geweer is het standaardwapen van de commando’s. De vaandelwacht draagt overigens sinds jaar en dag een oud-gediende: een Thompson-pistoolmitrailleur.
-
DE GROENE BARET
De eerste lichting van No. 2 (Dutch) Troop was amper herkenbaar als commando. De militairen droegen het standaard uniform van het Britse leger. Op hun hoofd droegen zij een 'tinhat' of een veldmuts. Commando’s onderscheidden zich alleen met een naamlint en een onderdeelsembleem op beide bovenarmen.
DE BARET
oor de Nederlanders was dat goed genoeg, maar voor de Britse eenheden niet. De rijke uniformgeschiedenis van het Britse leger had een veelheid aan hoofddeksels nagelaten. De commando’s kwamen uit alle gelederen van het leger. Daardoor stonden er op het appèl tientallen militairen met verschillende petten, mutsen en baretten. Bij het No. 1 Commando waren er op een gegeven moment bijna 80 soorten. Geen pretje voor de foerier!
Dat moest anders, maar elke militair droeg het hoofddeksel van zijn regiment of korps met gepaste trots. Dit gevoel moest een nieuw hoofddeksel ook oproepen. Daarvoor moesten de commando’s zich op een of andere manier onderscheiden. Daarvoor bleek de baret bleek geschikt.
Het was een praktisch ding. En er waren maar 2 andere onderdelen in het Britse leger die de baret droegen. De cavalerie droeg zwarte baretten en de parachutisten rode. De commando’s kozen voor groen. Het schijnt dat zij deze kleur ontleenden aan de salamander in het embleem van No. 1 Commando. Een groene is natuurlijk ook handig in het veld.
GROEN LICHT
De legerleiding gaf in oktober 1942 groen licht voor het dragen van de groene baret. In het begin droegen maar 2 commando-eenheden de groene baret. Spoedig namen alle commandotroepen dat over. Nog voor het einde van 1942 droeg ook No. 2 (Dutch) Troop de groene baret.
Uit het niets groeide de groene baret uit tot het symbool van de special forces. Het is een trofee. Alleen bereikbaar voor degenen die de eerste commando-opleiding doorstaan. De Nederlandse commando’s houden vast aan hun Britse roots. Zolang ze bij het korps zijn betrokken, dragen ze met trots de groene baret.
-
KORPSONDERSCHEIDINGEN
De mannen van No. 2 (Dutch) Troop hadden er lang op Iedereen doet zijn werk. Dat moet ook in een militaire eenheid. Maar soms doet iemand meer dan dat. Uit eigen beweging, door gedrevenheid of omdat het nodig is. Zo iemand verdient een bijzondere waardering. Dat varieert van een schouderklopje tot een dapperheidsonderscheiding.
ONDERSCHEIDINGEN
Veel commando’s hebben zich onderscheiden. In het gevecht, maar ook in vredestijd. Zij kregen een waardering of een onderscheiding. En daar mogen ze trots op zijn. De krijgsmacht is in elk geval trots op hen en wilde dat graag laten weten. 11 commando’s kregen de titel ridder in de Militaire Willems-Orde. Tientallen lieten zich andere hoge dapperheidsonderscheidingen opspelden.
BIJZONDERE WAARDERINGEN
Niet alle onderscheidingen komen ‘van hogerhand’. Het Korps Commandotroepen kent ook 2 bijzondere waarderingen. Met deze onderscheidingen gaat het korps zuinig om. Dan is het duidelijk dat die niet voor iedereen zijn weggelegd. Dat zijn de ‘Generaal Sturgescup’ en de titel ‘ere-commando’.
DE 'GENERAAL STURGESCUP'
Na de Elementaire Commando Opleiding (ECO) krijgen de commando’s de groene baret. De best man van de ECO krijg de ‘Generaal Sturgescup’. Generaal Sturges van het Britse Royal Marine Commando voerde die traditie ooit in. De cup bevat een geestrijke drank en komt niet toe aan de snelste, sterkste of slimste cursist. Die hebben al de groene baret verdiend.
De 'Best Man' is degene die fysiek, mentaal en vooral in sociaal opzicht de andere cursisten (enigszins) overstijgt. Behalve de roem, krijgt hij ook een vermelding op een paneel in het KEK-gebouw.
DE TITEL 'ERE-COMMANDO'
De korpscommandant kende veel minder vaak de titel van ‘ere-commando’ toe. Het is een waardering voor mensen die zich bijzonder voor het Korps Commandotroepen hebben ingespannen. Dit geldt voor mensen binnen en buiten het korps. Slechts 14 mensen kregen de titel sinds de instelling in 1960. De bekendste ere-commando is zonder twijfel prins Bernhard. Bij hoge uitzondering kreeg hij in 1992 de groene baret, voor alles wat hij voor de commandotroepen en de veteranen van het korps heeft gedaan.
-
Geschiedenis Korps Commandotroepen
Onze KorpsgeschiedenisDe afstamming van het Korps Commandotroepen van No 2 Dutch Troop werd bij Koninklijk Besluit vastgesteld in 1955, toen H.M. Koningin Juliana het vaandel uitreikte met de opschriften ARAKAN-ARNHEM-NIJMEGEN- EINDHOVEN-VLISSINGEN- WESTKAPELLE, allen met het jaartal 1944. Als oprichtingsdatum werd 22 maart 1942 gekozen, de datum van de start van de opleiding van de eerste Nederlandse commando’s. Bij Koninklijk Besluit van 8 november 1980 werd bepaald dat het Korps Commandotroepen tevens de voortzetting is van het Korps Insulinde en het daaruit voortgekomen Regiment Speciale Troepen. Aan het vaandel werd een cravate gehecht met het opschrift DJOKJAKARTA 1948 en MIDDEN-SUMATRA 1948-1949. Later, bij vernieuwing van het vaandel, werden deze opschriften vermeld op het vaandel.
Het ontstaan van No. 2 Dutch Troop
1942 | 22 maartOp 2 maart 1942 beginnen 48 Nederlandse vrijwilligers uit de Prinses Irene Brigade aan de vooropleiding, om vervolgens in mei van dat jaar de harde Commando opleiding te volgen bij het Commando Basic Training Centre in het Schotse Achnacarry. Na het succesvol beëindigen van deze eerste opleiding, op 29 juni 1942, mogen de eerste 25 Nederlanders zich commando noemen. Deze eerste Nederlandse commando's vormen de basis van No. 2 Dutch Troop, dat onderdeel was van No. 10 (Interallied) Commando.
No. 2 Dutch Troop verblijft van juli 1942 tot mei 1943 in Port Madoc (Wales). In oktober 1942 wordt aan de militairen van alle commando-eenheden die deel uitmaken van No. 10 (Interallied) Commando een onderscheidende, groene baret toegekend. Eastbourne, een plaats aan de Engelse zuidkust, wordt in mei 1943 de nieuwe thuisbasis. Zowel in Port Madoc als in Eastbourne groeit de Troop met nieuw opgeleide commando's en bereidt zich voor op inzet.
HET ONTSTAAN VAN KORPS INSULINDE
1942 | AprilIn april 1942 vertrekt een detachement van de Prinses Irenebrigade uit Groot-Brittannie naar het toenmalige Nederlands-Indië om daar de verdediging tegen een Japanse aanval te versterken. Die reis eindigt op Ceylon (het huidige Sri- Lanka), omdat Nederlands- Indië inmiddels door Japan is bezet. Het grootste deel van het detachement keert terug naar Groot-Brittannie of gaat naar Australie. Een kleine groep vrijwilligers blijft achter om ter plaatse te worden opgeleid voor speciale operaties in het bezette Nederlands-Indie. Zij vormen op 1augustus 1942 het Korps Insulinde. Het doel van dit Korps, dat oorspronkelijk luisterde naar de naam 'Netherlands Special Operations', is onder meer het verzamelen van inlichtingen en het organiseren van guerrilla- activiteiten op het bezette Sumatra. De mannen van het Korps Insulinde voeren onder andere operaties uit op Sumatra, vaak per duikboot. Hoewel niet alle operaties succesvol zijn, worden wel waardevolle inlichtingen verzameld.
NETHERLANDS FORCES INTELLIGENCE SERVICE (NEFIS) III
1942 | MeiIn mei 1943 wordt een deel van het Korps Insulinde (KI) ondergebracht bij het Britse Special Operations executive (SEO). 19 leden van het KI overgeplaatst naar het vanuit Australië opererende NEFIS. Zij worden geplaatst bij Afdeling III (NEFIS III). Het doel van deze eenheid was het verzamelen van inlichtingen ten behoeve van de geallieerde strijdkrachten met betrekking tot Nederlands- Indie (m.u.v. Sumatra).
In september-oktober 1945 wordt NEFIS overgeplaatst vanuit Australië terug naar Nederlands-Indië en gaat in 1948 op in de centrale Militaire Inlichtingendienst.
NO. 2 DUTCH TROOP NAAR ZUIDOOST-AZIË
1943 | DecemberIn december 1943 wordt No. 2 Dutch Troop naar Zuidoost-Azie verscheept en onder bevel van de 3rd Special Service Brigade gesteld. Vlak voor vertrek overhandigt Prins Bernhard een rood-wit-blauwe richtvlag (een Fanion) aan de Troop. Dit Fanion wordt door de Troop overal mee naartoe genomen. Ingedeeld bij het Britse No. 5 Army Commando en No. 44 Royal Marine Commando vertrekt een aantal leden in maart 1944 naar Birma. Een Japans offensief in Arakan zet het Britse leger onder grote druk. Met steun van de Britse en de Nederlandse commando's weerstaan de Britten het offensief.
BUREAU BIJZONDERE OPDRACHTEN (BBO)
1944 | AugustusHet BBO is door de Nederlandse regering in het voorjaar van 1944 opgericht in Londen. Na terugkeer van No. 2 Dutch Troop in augustus 1944 uit India werft het BBO verschillende commando's om opgeleid te worden tot geheim agent. Zji treden zowel in militair als in burger op. Op het einde van de oorlog zijn maar liefst 91 commando's van No. 2 actief voor het BBO. Een van de taken is ook inzet als instructeur in bevrijd Nederland.
OPERATIE JEDBURGH
Een aantal commando's wordt ingezet als geheim agent in bezet Nederland in een JEDBURGH team (klein multinational SF team) of samen met een Frans Special Air Service (SAS) team.
2nd SAS Dutch Detachment
Vanuit het BBO worden ook vrijwiligers gezocht voor de Britse SAS. Eind 1944 volgt een klein aantal Nederlanders de SAS opleiding, waaruit begin 1945 het Dutch Detachment 2nd SAS wordt gevormd. Het Dutch Detachment wordt in april 1945 op de Veluwe ingezet voor Operatie Keystone. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vertrekken commando's van het BBO naar het Korps Insulinde om ingezet te worden in Nederlands-Indie.
OPERATIE MARKET GARDEN
1944 | SeptemberOp 17 september 1944 worden Nederlandse commando's ingezet met 101st (Screaming Eagles) Airborne Division bij Eindhoven, 82nd (All American) Airborne Division bij Nijmegen en de 1st British Airborne Division bij Arnhem. Tevens worden drie Nederlandse commando's ingedeeld bij het HK van het Britse Airborne Corps en ingezet bij Overasselt. De commando's landen per glider (zweefvliegtuig) op Nederlandse bodem, en twee commando's worden zonder para opleiding! - per parachute gedropt. Vijf commando's zijn ingedeeld bij de 52ste Lowland Division. Deze divisie wordt als reserve achter de hand gehouden en wordt pas ingevlogen als vliegbasis Deelen door de Britse Para's is veroverd. Zover komt het niet.
Commando's als Lijfwacht van Z.K.H Prins Bernhard
Uit de Troop worden enkele commando's als lijfwacht van ZKH Prins Bernhard aangesteld.